Na een boeiend jaar, waarin ik mijn stagiaire zich geweldig zag ontwikkelen, was het onlangs tijd om afscheid te nemen. Niet alleen wij van elkaar. Voor haar betekende het ook het contact met een paar kinderen afsluiten. Het was iets dat haar (en mij) raakte. Het is prachtig om te zien dat een kind na een therapeutisch traject op eigen benen verder kan, maar zo’n afscheid heeft vaak ook iets dubbels. Je bent immers ook zo verbonden geraakt.
Op haar laatste dag wilde ik haar daarom een verhaal meegeven. Daarover peinzend herinnerde ik me ineens (met dank aan mijn onbewuste!) een verhaal uit: Stories for the Third Ear, geschreven door de Amerikaanse psychotherapeute/hypnotherapeute Lee Wallas. Toen was het slechts een kwestie van vertalen (en aanpassen, omdat ik dat vanwege mijn achternaam niet kon laten). Beter op maat leek bijna niet te kunnen.
De kleine kersenboom (vrij vertaald naar The little Plum Tree van Lee Wallas)
Er was eens een prachtige kersenboom die groeide op een heuvel in een lieflijke, zonnige plaats. Het had een sterke, slanke stam. Haar takken en bladeren vormden een soort van kanten parasol. De zon scheen erdoorheen en dat produceerde wisselende patronen, steeds bewegend, steeds veranderend op een manier dat de kleine kersenboom vaak leek te lachen. In de winter voedde de aarde de kleine kersenboom de hele tijd. En onzichtbaar bracht het de kleine boom sap dat door zijn stam omhoog rees om haar te voeden en nog sterker te maken. In de winter, als er geen bladeren aan de boom zaten, kon je amper zien dat de boom leefde. Maar van binnen bruiste de boom, alles borrelde en stroomde en de wortels van de boom groeven zich dieper en steviger in de vruchtbare aarde.
Aan het begin van elke lente, die steevast zachte regen en zonneschijn bracht veranderde de boom op spectaculaire wijze. Aan elke tak zwollen de knoppen en als je vanuit een ooghoekje naar haar gluurde, dan zag je die knoppen elk uur groeien, want de bloesemtijd was aangebroken. Toen de bloesem uit de knoppen barstte veranderde de boom in een schitterend boeket met geurige, tere bloemen, trillend, drijvend en dansend in de lentelucht. De omgeving werd erdoor gevuld met een sfeer van vrolijkheid en feestelijkheid. Er was weer een cirkel rond van de wonderlijke cirkels van het leven van de kersenboom. Nog meer witte bloemen kwamen uit hun knoppen en de boom kreeg een nog schitterender glans. Toen, heel geleidelijk begonnen de bloemen te verkleuren en te verdrogen. De blaadjes rolden op en lieten los om gracieus naar de grond te rollen. Aan de takken bleven vruchtjes achter. Die kleine kersjes waren al diep donker rood, glanzend en hard en de boom bedekte ze met haar takken, twijgjes en bladeren. Op hun eigen manier waren ze net zo prachtig als de bloesem was geweest. De kersenboom begon dus vruchten te dragen. De kersen groeiden elke dag een beetje, ze werden steeds groter en voller. De cirkel van het leven van de kersenboom volgend, kwamen ze tenslotte tot rijping. Toen ze helemaal rijp waren kwamen er vogels van heinde en verre die op de takken van de gelukkige kersenboom neerstreken. Ze aten de kersen en zongen op hun beurt liedjes van dankbaarheid voor de boom. In hun haast viel er wel eens een kers van een tak op de grond, waar die stuiterde en verder rolde vol van levenslust en energie om dan ver van de stam van de kersenboom pas tot rust te komen in een warm kuiltje op de rijke zachte grond.
Dat is hoe op een dag een kersje uit het hart van de kleine kersenboom tot rust kwam in een diepe holte in de grond. Er groeide gras over die holte, de kleine kers verdroogde en werd rimpelig en op het laatst liet het de pit die het binnen in zich droeg los. Dit zaadje vond een plek in de vruchtbare grond en begon zijn eigen wortels te krijgen die voeding kregen van het binnenste van de aarde. Het groeide en werd groter en sterker, zich steeds meer ontwikkelend. Het reikte dieper en dieper de grond in en hechtte zich steeds steviger aan de aarde. Het liet een eigen slanke stam groeien en het stak kleine takken en piepkleine twijgjes naar buiten.
Zo groeide het dag voor dag, tot de herfst kwam met zijn veranderlijke weer, de regenbuien en de wind en de kou en de stille slaap. Het kleine kersenboompje leek nog maar een tak, toch groeiden haar wortels verder en grepen ze zich steviger vast in de aarde, waar ze voeding kregen net zoals de grotere kersenboom dat ook had gedaan. Zo verzamelde het kleine kersenboompje haar eigen kracht en bereidde ze zich voor op de lente en de volgende cirkel van het leven. In deze cirkel zou het kleine kersenboompje bloeien en vrucht zou dragen naast de oudere boom vlakbij.